Mannetjes en vrouwtjes Steenuilen blijven meestal voor het leven bij elkaar en zijn zeer honkvast. Van eind februari tot midden april wordt er gebaltst en gezongen. Meestal wordt er maar één broedsel per jaar gelegd tussen half april en midden mei (soms later). Het legsel bestaat over het algemeen uit drie tot vijf eieren. In vierentwintig tot achtentwintig dagen worden de eieren uitgebroed door het vrouwtje. Het mannetje zorgt voor voedsel.
Jonge Steenuilen verlaten het nest na ongeveer een maand. De eerste week schuilen de jongen nog onder struiken, stenen, holtes of andere schuilplaatsen in de buurt van het nest, omdat ze dan nog niet zo goed kunnen vliegen. De eerste vijf weken na het verlaten van het nest worden de jonge uilen nog door de ouders gevoerd. Daarna moeten ze op eigen "poten" staan.